Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen ging Daniel naar zijn huis, en [49]hij gaf de zaak zijn metgezellen, Hananja, Misael, en Azarja te kennen; 49. Te weten tot dat einde, opdat zij met hem God zouden bidden, dat Hij hem den droom en de uitlegging zou willen openbaren; zie vs.23,30. Ofschoon Daniel zijne metgezellen in wijsheid en verstand verre teboven ging, zo veracht hij hen nochtans niet, maar hij verzoekt dat zij hunne gebeden, tot de zijne zouden willen voegen, gelijk Paulus ook gedaan heeft; Rom.15:30; 2 Kor.1:11; Fillip.1:19.